In het BNABLAD #02/12 dat eind maart verscheen, staat een artikel over prijsduiken in de architectenbranche. Met een aantal passages in het artikel en uitspraken van de geïnterviewden ben ik het helemaal mee eens, een aantal andere uitspraken verwonderde mij enorm. Als grote tegenstander van de oude honorariumformule (de ‘toverformule’) uit de SR 1997, deze belet de architect immers in het ondernemerschap, verbaast het mij zeer dat sommige architecten voor de terugkeer ervan pleiten. De terugkeer van de formule zal niet gebeuren, het zijn verboden adviesprijsafspraken die door de mededingingswet streng in de gaten worden gehouden op straffe van hoge boetes. De BNA werkt aan een voorstel voor een zogenaamde urenrichtlijn. Ik ben benieuwd wat die gaat brengen: een rekenmodel voor het opstellen van een offerte. Hieronder een opsomming van het artikel met mijn reactie erbij.
“Het is een economische wetmatigheid: in tijden van crisis waarin weinig vraag en veel aanbod is, staan prijzen onder druk. In de weinige projecten die nu doorgang vinden is kostenbeheersing een belangrijk aspect. De neiging bij sommige bureaus bestaat om ‘onder de prijs te duiken’. Wat is prijsduiken eigenlijk? In dit geval gaat het om de dagelijkse praktijk dat diensten onder de kostprijs worden aangeboden. Het getuigt van economisch realisme om je prijzen aan te passen aan de markt. Maar hoe ver ga je en wat zijn de risico’s van prijsduiken?
Wat doet het woordje ‘de’ in de zin ‘onder de prijs te duiken? Het lijkt alsof hiermee toch wordt gesuggereerd dat er een ‘de prijs’ ofwel vastgestelde prijs voor architectenwerkzaamheden is. Vervolgens wordt aangenomen dat sommige architecten hun diensten onder de kostprijs aanbieden. Ik vraag me af of dat werkelijk zo is, en al zou dat zo zijn, wat is daar mis mee in crisistijd? Het lijkt mij van goed ondernemerschap getuigen als architecten precies weten waar hun ondergrens ligt, en hun diensten voor een economisch gunstige prijs aanbieden. Als bureaus structureel onder ‘de’ prijs zouden duiken, dan zijn deze bureaus in deze tijd allang failliet. Dat houdt niemand lang vol. Ik denk zelf dat sommige bureaus heel goed weten wat hun kostprijs is en gewoon scherp aanbieden, zonder op kwaliteit in te boeten. Daarbij zijn er ook grote verschillen in de kostprijs. De ene architect heeft zijn bureau op een AA locatie, de ander huurt voor weinig in een anti kraakpand. Een ander bureau heeft veel ondersteunende functies en een aantal architect-directeuren met fors salaris of managementfee, die niet altijd meer past bij deze crisistijd. Dit soort factoren, en nog veel meer, hebben grote invloed op de kostprijs. Zomaar van je collega-architect zeggen dat hij/zij onder de kostprijs duikt, lijkt mij niet verstandig als je geen inzage hebt in het financiële reilen en zeilen van dat bureau.
Ondermijning positie
Drie architecten komen aan het woord. Bijzonder om te zien hoe verschillend er wordt gereageerd op dit onderwerp. Hans Bilsen is erg negatief: “Er is sprake van zware uitknijperij. Aan kwaliteit worden minimum eisen gesteld, alles is prijs op dit moment.” Eric Scholman van RPHS is genuanceerder en realistisch: “Er wordt heel sterk op prijs gestuurd. Je moet meer doen voor minder. Maar geldt dat niet voor de hele maatschappij op dit moment? Iedereen moet inbinden. Ik begrijp het dus wel.” Gerard van Hoorn van MVSA ziet dat er bureaus zijn die onder de kostprijs duiken. “Dan zie je een bieding en vraag je je af, hoe kun je het voor die prijs doen?”. Weet Gerard het zeker dat het zo is dat er onder de prijs wordt gedoken? Ik vraag het me af. In de loop van de jaren heb ik veel architectenbureaus meegemaakt, en als er ergens weinig over wordt gesproken is het wel over de financiële stand van zaken van de bureaus. Grootspraak en dikdoenerij is vaak aan de orde. Gerard van Hoorn nogmaals: “Wij doen het (“prijsduiken”) al helemaal niet, wij binden juist graag een opdrachtgever aan ons. Je kunt je afvragen hoe zinvol het is om met een aanbesteding mee te doen als de selectie voor 70% uit prijs bestaat. Is dat een opdrachtgever met wie je een relatie wilt opbouwen?”. Inderdaad, dat zou je je als architect altijd moeten afvragen. Nee zeggen is ook een optie, zelfs in economisch zware tijden.
Dienstverlener
“Van Hoorn probeert opdrachtgevers te overtuigen van de meerwaarde van een architect en dat het relatief zinloos is om te besparen op het honorarium van een architect, dat immers maar een zeer klein deel van de totale stichtingskosten bedraagt. Een goede architect is zijn geld waard. Goed werk leveren, dat kost wat maar bespaart ook een heleboel. Van Hoorn vindt dat als je als architect onder de kostprijs werkt, je het verpest voor je collega’s doordat de kwaliteit en daarmee de naam van de architectenbranche naar beneden wordt gehaald.” Dit laatste vind ik van Van Hoorn iets te kort door de bocht. Het wil niet zeggen dat een dure architect beter werk levert dan een goedkopere. Wel vind ik dat opdrachtgevers de combinatie prijs-kwaliteit zouden moeten beschouwen en niet alleen de prijs. Scholman stelt in het artikel “Zoiets als kostprijs is een zeer rekbaar begrip. Die kun je op veel verschillende manieren berekenen. Ik vind het een onderdeel van het ondernemerschap dat je scherp in de prijs zit in tijden dat het niet anders kan. Het hoort bij de dienst die je verleent, je bent immers dienstverlener als architect.” Scholman is een man naar mijn hart. Het getuigt van goed ondernemerschap als je in goede en in slechte tijden je hoofd boven water weet te houden. Zo’n tien jaar geleden (in de hoogtijdagen) hoorde ik geen enkele architect klagen dat ze teveel geld verdienden door de honorariumformule. Spek op de botten kweken in goede tijden, die helpen je door de slechtere tijden heen. Startende architecten kunnen hun kansen grijpen door hun bureau laag in de kosten te houden en daardoor scherp aan te bieden.
Ondernemerschap
Scholman en Van Hoorn zijn voorstander van het ondernemerschap van de architect. De honorariumformule terughalen beperkt hun in het ondernemerschap. Gelukkig dat ik ook die geluiden hoor en lees. Scholman zegt “Bovendien moet je jezelf als beroepsgroep niet boven de maatschappij willen plaatsen. Zo van: dit ben ik waard. Dat is natuurlijk onzin, je zult moeten meebewegen met de markt. Dat heet ondernemerschap”. Van Hoorn vindt “het primair een verantwoordelijkheid van de architect als ondernemer, dat hij een realistische inschatting kan maken van hoeveel een project hem kost.” Natuurlijk! Met voor- en nacalculaties van je projecten zou een architect moeten kunnen inschatten wat nieuwe projecten hem zouden moeten opleveren. Samen met de heldere en expliciete Standaard Takenlijst van de DNR geeft dat een heleboel handvatten om je honorarium voor dat project vast te stellen.
IJkpunt
Van Bilsen is een uitgesproken voorstander van honorariumrichtlijnen, als ijkpunt. Hij vindt het moeilijk om van te voren een realistische inschatting te maken. Van Bilsen “Het helemaal uitspecificeren van te voren in uren is ‘tricky’ want je weet nooit hoe de opdracht verloopt en dat kan leiden tot vervelende discussies als je opnieuw moet inschatten. Deze vorm van transparantie maakt je kwetsbaar….”. Persoonlijk vind ik dit totale nonsens. Van de aannemers van diezelfde projecten waar wij aan werken verwachten wij al jaren een volledig gespecificeerde offerte voor zowel de kosten als uren. Wij zouden daardoor kwetsbaar worden? Wat een onzin. Het geeft juist een fantastische houvast voor je honorarium en eventueel meerwerk. Bij goed ondernemerschap hoort ook het voeren van gesprekken over meerwerk, omdat het proces anders is gelopen dan vooraf was ingeschat. Al deze gesprekken ervaar ik nooit als vervelend en opdrachtgevers waarderen alleen maar die openheid. Van Hoorn geeft in een latere alinea over PPS contracten aan: “MVSA werkt met grote PPS-contracten. De transparantie van dergelijke contracten vindt Van Hoorn prettig: er heerst binnen een bouwteam openheid over wie wat doet en wat dat kost.” Gelukkig zijn er ook geluiden die transparantie waarderen. Misschien is het voor mijnheer Van Bilsen tijd om met pensioen te gaan. Er zijn genoeg mogelijkheden om je bij te scholen op het gebied van honorariumberekeningen. Mee gaan met je tijd is belangrijk. Ook daardoor zal ik met grote belangstelling de activiteiten van de BNA volgen over het uitwerken van de urennorm. Ik ben erg benieuwd waar ze mee komen, want ook in urenbesteding denk ik dat architecten in hun ondernemerschap zouden kunnen worden beperkt door een norm.
Lees hier het hele artikel uit BNABLAD 02/12 (wel inloggen!)